Home » Wat is een krentenwegge?

Wat is een krentenwegge?

Een krentenwegge is een Twents feestbrood vol krenten en gaat al even met de tijd mee. Van oudsher is krentenwegge bedoeld als geboortegebak. Het is niet alleen bekend vanwege de uitstekende smaak, maar zeker ook vanwege de bijzonder grote afmetingen. Vooral in Twente wordt relatief veel krentenbrood gegeten, met name bij de geboorte van een kind, maar ook als lekkernij bij de koffie. Familie, buren en collega’s geven gezamenlijk vaak een groot stuk krentenwegge.

Een krentenwegge is dus een krentenbrood. Dit is een brood waarbij een grote hoeveelheid krenten (of rozijnen in geval van rozijnenbrood) wordt meegebakken. Zo wordt er ook wel gezegd dat een goede krentenwegge meer krenten dan deeg heeft. Een krentenbrood wordt doorgaans met boter besmeerd, maar wordt soms ook met suiker, kaas of zoetigheid belegd.

Nog een goede reden nodig om krentenbrood te kopen bij geboorte van een jongen of meisje? Veel vrouwen hebben na de geboorte van hun kind een tekort aan ijzer in hun bloed. Gelukkig kun je dit gedeeltelijk aanvullen door een heerlijke krentenwegge te eten. In krenten en rozijnen zit namelijk ijzer.

Nog meer weten over krentenwegge? Hieronder vind je een stukje geschiedenis van deze typisch Twentse lekkernij in typisch oude taal.

Krentenwegge historie

Vermoed wordt dat de oorsprong van allerlei soorten geboortegebak gelegen is in het oud-heidens broodoffer. Het brood, waar allerlei geestenafwerende kruiden als bijvoorbeeld kummel en anijs door werden gemengd, voorkwam, zo wil de volksmond, beheksing.

Het hele gebeuren was een duidelijke vorm van opnemingsritueel. Op de drempel van zijn huis hief de kraamheer vol trots het kleine wich hoog op. Dit was een zinrijke handeling, waardoor hij niet alleen het kind voor de ogen van de gemeenschap erkende, maar het daardoor tevens opgenomen wist in de vriendschapssfeer van de noaberschap.

Krentenwegge: een oeroude traditie

In Twenthe is het aanbieden van een krentenwegge een oeroude traditie, zeker bij de eerstgeborene. Dit aanbieden gaf blijk van hechte gemeenschap. De hele dorps- of buurtgemeenschap was er dan ook bij betrokken. Er werden rijmpjes geschreven op kraamvrouw, kraamheer en het borelingske. Op een afgesproken dag en uur haalden de mannen het brood bij de bakker op (bekans hoonderd poond), dat op een ladder vervoerd moest worden. Dikwijls werd dan voor op zo`n ladder een ooievaar gezet en hing er achterop een vaatje brandewijn, bestemd voor de “wieze moer”, die het borelingske er vervolgens volgens oude traditie mee moest wassen, maar de drank vaak ook voor eigen gebruik benutte.

Onder luid gezang ging de stoet op het kroamhoes an. Vaak werden de vrouwen el vooruit gegaan met hun hengselmanden en karabiezen gevuld met allerlei lekkers, bungelend aan “de kromme arm” Wanneer de noabers met de krentenwegge bij het kroamhoes aankwamen, werden eerst de rijmpjes opgezegd. Hieruit bleek hartelijke genegenheid en kameraadschappelijke welgezindheid.

Het laatste rijmpje was een uitnodiging aan de kraamheer zijn kind te laten zien:

Mi´j dunkt, dat geet toch zoo moar nig
I´j teunt oons eerst het kleine wich
En as an de eischen zint voloan
Zöw met di´j noar binnen hen goan.

Daarna gingen de mannen mee naar binnen en allen van het kroamschuddersmoaltien.